Regenboog

Regenboog

De Luiaard


Doeaard was een heel druk dier, zo druk dat iedereen hem DeeDee noemde, Drukke Doeaard. Hij was altijd iets aan het doen, hij kon nooit eens niet iets doen.
Steeds was hij wel ergens mee bezig en ook steeds weer met wat anders. Als hij in een boom klom, wat hij eigenlijk niet zo goed kon, moest hij er gelijk weer uit om achter een vlinder aan te huppelen of hij ging een gat graven om te kijken waar een regenworm naar toeging.
Het vervelendste was dat hij nooit iets afmaakte. Hij begon ergens mee, stopte omdat hij iets hoorde, zag, rook of voelde en ging gelijk dáár weer achteraan.
Zo gebeurde het dat hij met andere dieren aan het praten was, middenin een gesprek plotseling drie, vier keer rond de Grote Open Plek rende en dan weg was. Of dat hij vijgen zou opvangen die de bonobo uit de boom plukte en dat die plotseling zomaar op de grond uit elkaar klapten omdat DeeDee in de Kronkelende Rivier met de otter was gaan zwemmen. Of dat ze samen een speelhol maakten, iedereen hard aan het graven was en plotseling DeeDee, bovenop de berg uitgegraven aarde, op zijn rug naar de wolken lag te kijken.
De andere dieren vonden dat helemaal niet leuk. Steeds minder dieren wilden met hem spelen.
DeeDee vond het vreselijk dat syeeds minder dieren met hem wilde spelen. Hij wilde echt wel anders doen, hij probeerde elke keer weer om zich niet af te laten leiden, maar het lukte niet, er was altijd wel iets dat zijn aandacht wegtrok.


Uiteindelijk wilde niemand meer met hem spelen of praten. Verdrietig ging hij om raad vragen aan de Bazin van het Bos.

De Bazin had al haar geduld nodig, want DeeDee was nou eenmaal snel afgeleid.
‘Lieve Doeaard,’ zei de Bazin, ‘de andere dieren vinden het...’ 
De Bazin was net begonnen met praten toen een colonne rode mieren bij het bospad kwam. Nadat de eerste mieren aarzelend waren overgestoken, golfde de rest er als aardbeienvla achteraan. Doeaard moest wel dichterbij komen om te kijken totdat de laatsten onder de struiken waren verdwenen.
Even later kwam hij weer terug en ging ze verder: ‘De andere dieren vinden het vervelend als je steeds zomaar iets anders ...’
Een boomslang gleed omhoog in de boom achter de Bazin, Doeaard kon alleen nog maar naar de kronkelende slang kijken, hij hoorde niets meer van wat de Bazin zei.
‘... achteraan gaat, heb een beetje geduld, probeer tot tien te tellen, doe even niets. ga je dat proberen?’
‘Dat ga ik doen, Bazin’ zei Doeaard ’geduld, tien tellen niets doen. Dà-àg, bedankt.’ en weg was hij, verderop lag een kleurige kiezelsteen, glinsterend in de zon, die hij moest bekijken.

  
Het verbaasde niemand dat Doeaard op de Grote Uitdeeldag niet, zoals de andere dieren, keurig netjes in de Mooie Slingerrij kon blijven staan. Het duurde ook allemaal zo lang... en er waren zoveel spannende dingen te zien.
Hij liep steeds weg uit de rij en weer terug, keek onder stenen, liet rupsen over zijn handen lopen, snuffelde aan allerlei plantjes en blies kevertjes weg.
Eindelijk kwam hij bij de Kist van Regenboog. 
'Oh, ik wil die grote klimklauwen, dan kan ik eindelijk in bomen klimmen zonder eruit te vallen. En die daar, die wil ik hebben, die mooie lange grijpstaart.‘
De bazin stak 10 vingers op en keek hem vragend aan.
‘Oh ja, iets voor het tot-tien-tellen.’
De Bazin gaf hem een takje van het groene regenboogkruid, het geduld-kruid.
'Knabbel dit takje helemaal op. En doe vooral voorzichtig met die grote klimklauwen!’ riep de bazin hem na, ‘Het duurt nog een week voor ze stevig zijn en je er echt mee kan klimmen’.

Doeaard was al knabbelend weggelopen. Zijn poten voelden raar aan met de nieuwe klimklauwen. Hij was vooral heel blij met zijn nieuwe staart die omhoog-en-naar-voor krulde, zodat het grijp-puntje vlak boven zijn neus hing. De eerste dag zat hij vaak te spelen met zijn nieuwe staart. Trots liet hij hem aan iedereen zien. Af en toe lukte het zelfs om tot 10 te tellen voordat hij zijn grijpstaart aan een toevallig langslopend dier toonde. Maar de tweede dag werd dat al moeilijker, hij kreeg steeds meer zin om in een boom te klimmen. Eerst tot 10 tellen, dat lukte bijna niet.

De derde dag hield Doeaard het niet meer uit. Op een boomtak zag hij een vlinder met prachtige regenboog-vleugels die hij van dichtbij moest zien.

Voorzichtig klom hij met zijn nieuwe klimklauwen in de boom tot hij bij de tak was. Langzaam schuifelde hij er overheen, op weg naar de vlinder. Hij was er vlakbij, krulde voor de zekerheid zijn grijpstaart om de tak en schoof nòg iets dichterbij.
Plotseling fladderde de vlinder weg, bijna tegen Doeaards gezicht. DeeDee schrok zo erg dat hij achteruit deinsde. Zijn klauwen glipten weg en langzaam, heel langzaam, gleed hij van de tak en viel! Gelukkig had hij nog zijn grijpstaart! Halverwege de val bleef hij hangen, zwaaiend aan zijn staart. 
Maar dat duurde niet lang. Bij iedere slinger scheurde zijn nieuwe staart een beetje verder los. 
Na tien keer heen-en-weer zwaaien brak de staart zelfs helemaal af!

Met een harde klap viel Doeaard bovenop zijn klauwen!

Geschrokken keek hij omhoog waar zijn staart aan een tak bungelde. En toen keek hij naar zijn poten die pijn deden. Zijn mooie klimklauwen waren door de harde val helemaal krom geworden! DeeDee wilde graag zijn staart terug. Ondanks de pijn in zijn poten klom hij weer in de boom. Met zijn kromme klauwen kon hij niet meer óp de tak kruipen, dus ging hij er ònder hangen. Ondersteboven was hij bijna bij zijn staart gekomen, toen een brutale slingeraap boven hem over de tak liep en de grijpstaart vlak voor zijn neus weggriste. Lachend slingerde de aap weg met zijn staart.

Verdrietig sloot Doeaard zijn ogen, tranen biggelden langs zijn voorhoofd, door zijn kruinhaar naar beneden en vielen drup-drup-drup op het gras onder de boom. Zijn klimklauwen waren krom, zijn grijpstaart afgebroken, alles was fout gegaan.
Hij wilde niets meer. Urenlang bleef Doeaard doodstil hangen.

Eindelijk opende DeeDee zijn ogen. Eerst zag hij alles wazig, maar toen zijn tranen opgedroogd waren keek hij vol verbazing rond.
Ondersteboven zag de wereld er heel anders uit! Hij moest diep nadenken over wat hij zag en als hij dat deed zag hij de dingen veel scherper en duidelijker...

Van achter de volgende boom kwam een colonne zwarte mieren aan gemarcheerd.

DeeDee keek, dacht lang en diep na en begreep waarom de mieren zo marcheerden! Hangend aan de tak voelde hij zich bevrijd, de onrust was verdwenen uit zijn lijf. Vanaf die dag hoefde DeeDee niet meer overal achteraan te rennen. Hij was de rust zelve geworden, hing bewegingloos ondersteboven aan een tak en bewoog alleen als het echt nodig was.
Hij zag, dacht na en begreep alles... of niet, maar dat vond hij niet erg.

Sindsdien noemen alle dieren hem 'Luiaard'.
Alleen de Bazin van het Bos weet hij niet lui is, maar een diepe denker.

En zo is het gekomen dat de luiaard kromme klauwen heeft, ondersteboven aan takken hangt en bijna geen staart meer heeft. 

En nu weten jullie ook hoe de slingeraap aan zijn handige grijpstaart komt!

1 opmerking:

Reacties, vragen, op- en aanmerkingen zijn welkom.