Regenboog

Regenboog

Het Hangbuikzwijn

Heel vroeg in de ochtend, toen de zon net was gaan schijnen en veel dieren nog sliepen, scharrelde Boszwijntje al door het bos op zoek naar knapperige eikels, kruidige grassen en sappige knolletjes. Vooral de knolletjes van de rammenas vond Boszwijntje om te smullen dus als zij tussen de bomen trippelde, snuffelde ze alle kanten uit en als ze er een rook, rende ze snel naar de plek waar dat lekkere knolletje groeide. Daar ging ze wroeten en graven en graven en wroeten maar omdat Boszwijntje een stompe snuit had en de rammenas best wel diep in de grond zat, duurde het ontzettend lang voordat ze eindelijk haar tanden erin kon zetten. Ze was dus vaak tot laat in de middag, als de zon al onder ging en veel dieren weer gingen slapen, aan het scharrelen om haar buikje rond te eten.

 

Op de Grote Uitdeeldag stond Boszwijntje in de Mooie Slingerrij te trappelen van ongeduld, want ze wist precies wat ze wilde hebben om die lekkere rammenasknolletjes beter te kunnen vinden en eerder op te peuzelen.
‘Ah, daar ben je al’ zei de Bazin van het Bos, ‘kijk maar in de kist of er iets bij is wat jij graag hebben wil.’

‘Is er misschien iets bij waarmee ik de rammenasknolletjes beter vinden en sneller kan opgraven?’

‘Jazeker, ik heb hier een hele platte snuit waarmee je goed de grond kan omwoelen, daar doe ik een handig randje omheen waarmee je precies kan voelen wat er in de grond zit en tenslotte heb ik nog een paar super-snuffel neusgaten, dan kan je nog beter ruiken waar rammenas groeit.’

Boszwijntje kon bijna niet wachten om haar nieuwe snuit uit te proberen.

De volgende dag stond ze nog vroeger op dan anders om door het bos te trippelen.
Ze snuffelde even naar rechts en naar links. Ze rook van alles, lekkere paddestoelen, knapperige eikels, sappige bessen en natuurlijk rammenas! Ze wist precies waar ze moest zijn. Snel rende ze naar een bosje waar rammenas onder groeide.

Met haar nieuwe wroetneus groef ze razendsnel bij de bomen en met het gevoelige randje kon ze precies voelen waar de knolletjes zaten. Het duurde niet lang of Boszwijntje had net zoveel gegeten als na een hele lange dag scharrelen. Ze zuchtte diep, liet een boertje en ging op weg naar haar slaapstruik. Maar daar rook ze alweer die lekkere rammenas! Ze kon het niet laten, ging haar neus achterna en groef nog meer knolletjes op.

Aan het eind van de dag had Boszwijntje een hele dikke buik. En na nog een dag was haar buik nog boller geworden, zo dik en zwaar dat haar rug hol doorzakte. En na de derde dag was ze zo dik dat haar buik bij het trippelen over de grond schuurde. En na nog een dag…

Die avond wilde de Bazin in haar boomhuis naar bed gaan, toen ze in de verte iemand hoorde piepen.

‘Bazin, Bazi-hin, kom alsjeblieft, er is iets mis. Bazin, Bazi-hin…’

Ze trok haar kleurrijke mantel aan en ging op zoek naar waar het gepiep vandaan kwam. Uiteindelijk kwam ze bij de slaapstruik van Boszwijntje. Wat ze daar zag was heel raar, ze wist niet of ze moest lachen of huilen.
De buik van Boszwijntje was zo bol geworden dat haar pootjes niet meer op de grond kwamen, die trippelden door de lucht.

‘Wat moet ik doen?’ piepte Boszwijntje.
‘Hoe komt je buik zo dik en bol?’
‘Ik heb misschien iets teveel rammenas gegeten…’
‘Iets teveel? Hoeveel dan?’
‘Heel, heel veel. Ik vind m’n dikke hangbuik niet fijn, kan u iets doen?’
‘Nee, dat kan ik niet, dat moet je zelf doen. Je hebt gewoon te veel gegeten. Je hoeft niet de hele dag door te eten. ’s Ochtends een paar, ’s middags een paar en voor je gaat slapen nog wat. Maar meer dan tien rammenasknolletjes per dag is onverstandig. Ga maar slapen, misschien is morgen je buikje al wat dunner.’

Ze gaf haar een aai over de snuit en ging weer naar haar boomhuis.

Het duurde wel twee dagen voordat de pootjes van Boszwijntje weer de grond raakten. De bazin kwam af en toe langs met een kalebas vers water uit de heldere bron, zodat ze geen dorst kreeg. Toen Boszwijntje weer een beetje rond kon lopen, sleepte haar bolle buik nog wel over de grond.
De dieren die haar zo zagen trippelen, schrokken van haar holle rug en de bolle hangbuik.
‘Kijk toch eens, wat een grote hangbuik.’ fluisterden ze tegen elkaar.


Nog een dag later kon Boszwijntje weer gewoon lopen zonder dat haar buik de grond raakte.
Sindsdien doet ze haar best om niet teveel te eten.

 

 

En zo is het gekomen dat het boszwijntje een holle rug, een bolle buik en een platte wroetneus heeft waarmee ze heel goed kan ruiken en voelen.
En zo is het gekomen dat het boszwijntje nu hangbuikzwijn wordt genoemd.

Als je ooit een hangbuikzwijn ziet die haar pootjes bijna niet meer op de grond kan krijgen, dan heeft ze misschien toch teveel rammenas gegeten!

 

2 opmerkingen:

  1. Anoniem21:43

    Haha dat heb je met vraatzucht, super gedaan. Moeilijk hoor om te stoppen soms..

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Anoniem23:30

    Ach, wat zal dat arme beest een buikpijn hebben gehad.
    Weer een fijn voorleesverhaal, top! C. Hoogendoorn

    BeantwoordenVerwijderen

Reacties, vragen, op- en aanmerkingen zijn welkom.