Bonobo stond al heel lang in de Mooie Slingerrij. Veel te lang vond ze. Ze had het ook warm, te warm. Ze had het zo
warm dat ze zelfs geen puf meer had in wat ze het liefste deed, zoenen!
Toen het nog niet zo heet was, had ze even met de miereneter achter zich
geneusd, maar echt zoenen? Nee, daarvoor had de miereneter een veel te lange
tong, dat zou ontzettend kriebelen. De lippenbeer, met wie ze het liefst
knuffelde, stond te ver weg in de rij om naar toe te gaan. Bovendien werd het
nog warmer. Dus wachtte Bonobo puffend en zuchtend tot ze eindelijk aan de beurt was. Er
waren twee dingen die waarvan ze hoopte dat die er nog zouden zijn. Het liefst wilde ze een mooie zwarte glanzende
vacht, net zoals de lippenbeer! Dat voelde altijd zo fijn tegen haar kale
velletje. En, omdat ze graag in bomen rondslingerde en net zo goed wilde
klimmen als de orang oetan en de gibbon, wilde ze een paar extra handen in
plaats van haar platte voeten. Ze wist nog niet of ze nog iets mocht
uitkiezen want misschien telden een paar handen als twee aparte dingen... Als
het mocht, zou ze goed rondneuzen in de regenboogkist of er nòg iets moois in
zat.
'Zo Bonobo, ik zie dat je het warm
hebt.' zei de Bazin, 'Ik weet het, je bent liever in de schaduw. Hoe wil jij
jezelf nog mooier maken? Kies maar uit.'
'Oh, ja, ik wil die glanzende zwarte vacht, niet te warm en zacht aaibaar... en
mag ik alsjeblieft mijn platvoeten ruilen voor die handen, dan kan ik net
zo mooi door de bomen slingeren als de gibbon. Mag ik nog iets kiezen? Ooooh,
wat een mooie grote roze zoenlippen, die wil ik hééél graag!'
Even later zat Bonobo bij te komen van de hitte in haar boomnest boven de Heldere Bron. In
de schaduw was het heerlijk koel. Ze keek nieuwsgierig naar haar nieuwe voeten,
èh, handen. Lopen op handen was anders dan op voeten, ze waggelde een beetje, maar boomklimmen ging
geweldig. Ze aaide met vier handen over haar zachte glanzend zwarte vacht, dat
voelde precies goed.
In het water beneden zag ze haar gezicht weerspiegelt. Haar dunne lipjes waren
veranderd in bolle, ronde, roze lippen. Met stralende ogen keek ze naar
zichzelf. Dat waren lippen waar ze vast ieder dier mee zou kunnen zoenen. Nou
ja, misschien liever niet met de miereneter. Ze tuitte haar nieuwe lippen,
blies een kusje naar zichzelf in het water, rolde achterover in het nest en begon aan haar
middagdutje.
De zon stond al laag aan de hemel toen ze wakker werd van vrolijk pratende stemmen. Onder de boom stonden de lama, het hangbuikzwijn en de wasbeer. Die lieten
opgetogen aan elkaar zien hoe mooi ze waren geworden en babbelden honderduit
over alles wat er die dag was gebeurd.
Bonobo slingerde behoedzaam naar beneden omdat ze nog voorzichtig wilde zijn
met haar nieuwe handen.
Ze bewonderde de nieuwe strepen van de wasbeer, de lange nek van de lama en de
brede borstkas van het hangbuikzwijn. Trots liet ze zelf haar handen en vacht
zien. Maar toen ze haar lippen tuitte om te gaan zoenen, werden de andere
dieren stil. Bonobo bukte zich eerst naar de wasbeer en gaf een klein zoentje.
Wasbeer veegde over zijn mondje. Toen gaf ze een stevige klapzoen. Wasbeer liep
rillend weg en begon snel zijn snuit te wassen met zijn pootjes. Bonobo draaide
zich naar het hangbuikzwijn dat achteruit deinsde en van schrik begon te
knorren. Een beetje teleurgesteld liep ze naar de lama. Maar de lama wilde ook niet
zoenen en begon te spugen, zoveel te spugen dat het gezicht van Bonobo kletsnat
en kleverig werd. Van schrik wreef Bonobo met haar handen stevig over haar
gezicht tot het minder kleefde. Ze draaide zich om en keek verdrietig voor zich
uit. Nog steeds wilde niemand wilde met haar zoenen, behalve lippenbeer...
Terwijl de lama, het hangbuikzwijn en de wasbeer snel wegliepen, zuchtte Bonobo
Ze bukte zich naar de bron om haar gezicht schoon te spoelen en toen verstijfde ze.
In het water zag ze haar gezicht in het water maar haar bolle, ronde, roze
zoenlippen waren weg!
Bonobo had met de lamaspuug ook haar lippen eraf gewreven. Achter haar rug had het zwijn de zoenlippen naar de wasbeer gegooid die snel in de boom was geklommen om ze te verstoppen.
Bonobo begon overal te zoeken,
rondom haar slaapboom, onder struiken, in het water, achter boomstammen, ze
zocht tot het heel laat was en ze zo moe was dat ze bijna in slaap viel.
Verdrietig klom ze naar haar boomnest, krulde zich op en viel in slaap.
De volgende ochtend begon Bonobo weer
te zoeken maar ze vond niets.
Tenslotte ging ze naar de lippenbeer voor een troostende knuffel. Die wilde gelukkig
met haar knuffelen en zoenen. Ze aten samen een banaantje, de lippenbeer vond
het heel zielig voor Bonobo, Bonobo bewonderde de nieuwe gouden V-kraag van de
lippenbeer en met een laatste knuffel waggelde Bonobo naar haar boom.
'Wacht!' riep de lippenbeer 'Wat heb je aan je billen hangen?'
Het waren de bolronde roze zoenlippen. Samen probeerden ze van alles om de lippen los maken, stevig wrijven -'au', uit alle macht duwen - 'AU', en heel hard trekken - 'AU, AU!', maar de lippen gingen nooit meer los...
En zo is het gekomen dat lama's spugen, zwijnen knorren en wasberen altijd hun snuit wassen.
En zo is het gekomen dat veel bonobo's bolle, ronde, roze lippen aan hun billen hebben hangen! En zoals je ziet, houden Bonobo’s nog steeds van zoenen!
Wel leuk en begrijpelijk geschreven
BeantwoordenVerwijderenHeerlijke Fabeltjes Junior!
BeantwoordenVerwijderen