Als hij op de Ruige Savanne naast de wildebeest draafde, dan tikte hij per ongeluk tegen een
poot aan, zodat de wildebeest struikelde en dan zei hij grinnikend
'Oh, wat ben jij toch een kluns'.
Of, als hij iemand tegen kwam op het pad naar de Heldere Bron, dan deed hij geen stap opzij. Andere dieren moesten maar op hem wachten bij de gespleten rots. Verderop bij het smalle stuk door het bos moesten ze zich maar langs hem heen wringen en dan gebeurde het toch vaak dat hij tegen ze aan stootte zodat ze naast het pad in een modderplas of stekelstruik terecht kwamen. En een dier losmaken uit de struik of uit de modder helpen, daar deed Bizon niet aan want dat was niet stoer.
Of, als het druk was bij de Heldere bron, dan kegelde hij met zijn kop andere dieren opzij, want een stoer dier als Bizon hoeft toch niet te wachten?
Kortom, de andere dieren vonden veel dingen die Bizon deed helemaal niet stoer, maar onaardig.
Op de grote uitdeeldag kreeg Bizon brede prikhoorns, een vacht met woeste lange haren en hele brede schouders, allemaal dingen waarmee hij er nog stoerder uitzag, vond hij zelf.
De
Bazin van het bos had nog gezegd dat hij nu wel heel breed was en dat
hij moest oppassen met zijn punthoorns, maar Bizon luisterde al niet
meer.
De volgende dag ging hij naar de Heldere Bron. Dieren die daar aan het drinken waren gingen gauw opzij voor Bizon. Met zijn brede schouders, woeste vacht en punthoorns zag hij er gevaarlijk uit!
Bizon voelde zich nog veel stoerder toen hij zichzelf in het spiegelgladde water zag. Nadat hij genoeg van het lekkere bronwater had gedronken, ging hij vrolijk op weg naar de Ruige Savanne.
Op het smalle pad ging ieder dier dat hij tegen kwam snel opzij. Maar de wildebeest lette niet op, hij zag Bizon pas op het laatste moment vlak voor zich opduiken en schrok zo dat hij opzij sprong, middenin een modderpoel. Bizon ging grinnikend verder.
Bij
de gespleten rots kwam het hangbuikzwijn van de andere kant. Bizon deed
alsof hij hem niet zag en liep gewoon door tot hij plotseling niet meer verder
kwam. Zijn brede punthoorns waren zo breed, dat ze tegen de zijkanten
van de rots kwamen. Hij kon er niet meer door! Geschrokken dook Bizon
een beetje in elkaar.
Toen hoorde hij lachen, het hangbuikzwijn had alles gezien. Bizon ging stoer rechtop staan alsof er niets aan de hand was. Hij was nu toch zo stoer dat hij best over die rots heen kon springen? Hij ging een stuk naar achteren, krabde met zijn rechtervoorpoot over de grond, nam een aanloop en sprong. Bizon sprong hoger dan de rots...
Maar niet ver genoeg. Recht boven de gespleten rots kwam hij al naar beneden, de punten van zijn hoorns raakten de zijkanten van de spleet en zaten toen helemaal vast. Hij zat klem! Bizon kiepte over zijn horens heen, draaide nog een keer door en bleef toen bungelend boven de grond heen en weer zwaaien.
'Help, help me hangbuikzwijn' fluisterde Bizon.
Het hangbuikzwijn kwam aandribbelen, bleef onder Bizon staan, keek omhoog en zei:
'Ik kan er niet bij. Wacht even hier, ik ga iemand anders zoeken.'
Snel dribbelde het hangbuikzwijn verder. Een stukje verderop zag hij de wildebeest die de modder van zijn buik en poten schraapte.
'Je moet komen helpen', Bizon is...' riep het hangbuikzwijn uit de verte.
'Bizon? wat is er met Bizon, moet ik die helpen?'
'Ja, kom gauw mee!'
'Nou zeg, pfff, goed dan'.
Even later kwamen ze bij de gespleten rots.
Bizon
bungelde niet meer in de lucht, bij iedere heen-en-weer zwaai waren
zijn punthoorns een beetje meer gebogen geworden en was hij een stukje
naar beneden gezakt. Hij stond nu met vier poten op de grond met kromme
hoorns waarvan de punten omhoog wezen. Zijn kop en schouders waren vrij, maar hij zat nog steeds met zijn achterlijf vast in de spleet.
'Help' fluisterde Bizon
'Ik geef je wel een duwtje' zei de wildebeest en duwde met zijn kop tegen de billen van Bizon. Er gebeurde niets.
'Ik
help wel' zei het hangbuikzwijn en zette zijn platte neus tegen een
achterpoot van de wildebeest. Ze duwden allebei zo hard als ze konden,
maar Bizon kwam geen centimeter vooruit.
'Help' piepte Bizon.
'Misschien moet je een aanloop nemen.' zei het hangbuikzwijn tegen de wildebeest.
De
wildebeest ging een heel stuk achteruit, begon te lopen, te rennen, te
draven, sneller en sneller, tot hij met een dreun tegen de kont van
Bizon knalde.
Bizon schoot vooruit en was eindelijk weer vrij.
maar
de lange haren van zijn achterlijf waren eraf geschraapt door de
zijkanten van de gespleten rots. Alleen zijn schoudersene kop hadden nog
een woeste vacht.
Bizon draaide zich om.
'Dankjewel wildebeest en hangbuikzwijn, ik zal dit nooit vergeten.'
Sindsdien was Bizon een stuk aardiger tegen andere dieren, meestal tenminste...
En zo is het gekomen dat de bizon kromme hoorns heeft, brede schouders en alleen aan de voorkant een woeste langharige vacht.
Link naar de printversie van 'de Bizon'


Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Reacties, vragen, op- en aanmerkingen zijn welkom.