Regenboog

Regenboog

De Fennek

 Fennek voelde zich nooit ergens bij horen.

Als er op de grens van de Ruige Savanne en de Kale Woestijn een groepje gazelles of stokstaartjes of antilopes stond te babbelen en te knabbelen, kwam het kleine vosje erbij staan, luisterde even en lachte mee om de grapjes. Na een paar minuten had ze genoeg moed verzameld om iets te zeggen, ze deed haar bekje al open. Tot ze zag dat iedereen naar haar keek, dan klapte ze haar tanden op elkaar, giechelde even, keek snel om en liep iets te gehaast zogenaamd door.
Bijna uit zicht stopte ze en ging in het gras liggen om van een afstand te kijken hoe gezellig het was bij het groepje. Ze liep altijd nét ver genoeg weg zodat ze niet opviel maar dat was ook nèt te ver weg om te kunnen horen waar iedereen over sprak. Soms wilde ze dat zo graag weten dat ze voorzichtig dichterbij sloop, laag langs de grond in de hoop dat ze niet gezien werd. Als een van de dieren haar dan toch zag en vroeg om erbij te komen, verstijfde ze, keek met grote ogen om zich heen of ze het misschien tegen een ander dier hadden en rende dan snel weg.

Fennek voelde zich dus altijd teveel. Op de Grote Uitdeeldag zocht ze net zo lang in de Kist van Regenboog tot ze de allergrootste oren had gevonden die nog op haar kopje pasten zodat ze alles nu wèl van verre kon horen. Voor de rest wilde ze niks. Ze was blij dat ze een onopvallend velletje had en zich in kleine holletjes kon verstoppen, dat was genoeg voor haar.
De Bazin van het Bos vond de oren wel heel groot, eigenlijk té groot, ze waren net zo hoog als de kleine Fennek. Ze zei nog 
'Deze oren zijn niet zó groot maar wel veel mooier vind je niet?' Maar Fennek was vastbesloten, ze wilde de aller- allergrootste oren.

De volgende morgen lag Fennek lekker opgerold te slapen in haar ondergrondse holletje toen ze wakker schrok van een bulderend lawaai. Het leek wel alsof er buiten een giga-grote storm voorbij raasde. Met moeite wurmde ze zich met haar iets te grote oren door de smalle gang en keek voorzichtig naar buiten.




Er was helemaal geen storm! Ze keek alle kanten op en toen zag ze het. Wel twee kilometer verderop aan de rand van de Kale Woestijn waren er een paar gazelles in een groepje met elkaar aan het praten. Fennek ging eens goed luisteren. 'Och, arm onderdeurtje, kan je niet weglopen dan.' en 'Jij kan ook niks hè kleine, je kan je niet eens echt springen.' en 'Wat heb jij een domme kop met je piepkleine hoorntjes.' hoorde ze. Het waren helemaal geen gezellige gazelles, de groten waren een veel kleinere ontzettend aan het pesten! Fennek hield daar helemaal niet van en liep onopvallend naar de groep toe. Dichterbij gekomen zag ze dat de grote gazelles de kleine hadden ingesloten. Ze prikten de kleine voortdurend met hun lange hoorns en tikten tegen zijn poten zodat hij steeds struikelde.

Fennek vond het ontzettend gemeen en rende nu zo snel als ze kon naar de gazelles.
'Hou op, stelletje pestkoppen!' riep Fennek onder het rennen.
De veel grotere gazelles keken om, zagen een klein vosje met belachelijk grote oren, begonnen te lachen en gingen door met prikken en tackelen.
Zo hard als ze kon rende Fennek op ze af maar toen gebeurde het, ze struikelde over haar grote oren! Ze rolde en rolde en rolde als een pluizige bal, oren om zich heen gewikkeld, heel hard tegen de achterpoten van de grootste gazelle. Die schrok zo erg dat hij wel drie meter in de lucht sprong.
De andere gazelles begonnen hem uit te lachen omdat hij bang was voor dat kleine vosje. Fennek voelde zich helemaal niet meer zo dapper, ze was draaierig van het rondrollen en ook wel bang voor die grote gazelle met zijn prikhoorns. Maar toen ze naar de bange kleine gazelle keek gromde ze toch "ophouden". De geschrokken gazelle werd boos, vooral omdat de anderen hem uitlachten en deed zijn kop omlaag om gemeen te prikken. Hij stak toe ... maar Fennek was al weg! Razendsnel was ze over de hoorns gewipt, tussen de voorpoten geslipt en beet ze in een achterpoot.
De gazelle sprong weer omhoog van schrik. Hij was nog niet neergekomen of hij voelde de scherpe vossetanden in zijn andere achterpoot en hij schoot weer de lucht in en nog een keer. Fennek was zo flitsend snel dat de grootste gazelle niet meer durfde te prikken en blaffend wegrende. Fennek draaide zich om, gromde tegen de andere gazelles en hapte zogenaamd naar een poot. Snel draaiden die zich allemaal om en renden stuiterend weg, af en toe met grote ogen omkijkend naar dat kleine, dappere vosje. De kleine gazelle was trillend en hijgend blijven staan en keek angstig naar Fennek.
'Rustig maar,' zei Fennek 'niet bang zijn, ik ga jou niet bijten. Ga maar gauw naar jouw eigen gazelle-familie'
'Ik ben geen gazelle,' zei het dier 'ik ben een dikdik. Wil je alsjeblieft met me meegaan, ik ben zo bang dat ze weer terugkomen.'
Fennek liep mee naar de dikdik-familie en voor het eerst hoorde ze echt bij een groepje en praatte ze honderduit.


En zo is het gekomen dat de fennek hele grote oren heeft waarmee ze kilometers ver kan horen en vaak gezellig bij dikdiks in de buurt zit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reacties, vragen, op- en aanmerkingen zijn welkom.