Katta leefde in boomkruinen, daar waren de fijnste plekjes. Hij kon daar heerlijk zonnebaden, gezicht omhoog, handen open naar de zon. Hij kwam wel eens naar beneden, soms belandde hij zelfs op de bosgrond, maar daar voelde hij zich zo iebelig dat hij zo snel hij kon naar een boomstam huppel-rende en omhoog klom. Omdat hij liever niet op de bodem kwam, sprong hij vaak van boom naar boom. Hij zette zich stevig af tegen de tak van de ene boom en greep dan naar de tak van een andere. Dat ging soms wel goed, maar soms ook niet en dan viel hij tussen de takken en bladeren naar beneden, BOEM, op zijn spitse snuit. De takken en bladeren maakten dat hij niet zo hard op de grond viel, maar het deed toch wel een beetje pijn. En elke keer dat hij naar beneden viel, werd zijn snuit een beetje minder spits. Het was dan ook niet zo raar dat uiteindelijk zijn gezichtje helemaal plat was. Dat vond Katta jammer, hij kon zijn neus nu niet meer zien.
Toen hij op de Grote Uitdeeldag bij de Regenboogkist kwam had hij al zo lang op de grond gestaan dat hij zich vreselijk iebelig voelde. Maar dat ging snel over toen hij in de kist een mooie spitse snuit zag. Natuurlijk mocht hij die hebben. De Bazin gaf hem ook een witte, lange staart. Met die staart kon hij bij een sprong beter sturen, zodat hij niet meer zou vallen. Hij mocht nog een derde ding uitkiezen, maar kon niets bedenken totdat de Bazin hem een paar goudglanzende ogen liet zien. Katta vond ze prachtig. Snel huppel-rende Katta naar de rand van de Grote Open Plek en klom in een boom. Hij keek blij naar de punt van zijn snuit omdat hij zijn neus weer kon zien. Zijn lange witte staart zwaaide vrolijk heen-en-weer.
Katta was de dagen erna erg voorzichtig met zijn nieuwe staart en snuit. Hij sprong niet, maar klom behoedzaam van tak naar tak naar zijn lievelingsplekje. Dat was bovenin de top van twee in-elkaar-gedraaide Baobabbomen. Er was daar genoeg plaats om fijn te zonnebaden zonder gevaar om te vallen. En de Baobab had genoeg sappige vruchten om een paar dagen te blijven.
De derde dag kwam de slingeraap op bezoek.
'Goedemorgen
Katta, ik kon je al niet vinden, jij zat verstop op dit heerlijke plekje. Weet je, eigenlijk zit ik hier ook heel graag.' Hij duwde
Katta een stukje opzij, voor twee dieren was het een beetje te krap.
'Goedemorgen,
ben jij het, Slingeraap? Je bent nu pikzwart! Je had toch een
lichtbruine vacht? En je had ook niet zo een lange staart. En je had ook
geen handen aan je achterpoten. Heel anders...' Katta viel bijna naar
beneden en duwde een beetje terug.
'Ja Katta, we zien er allemaal
nogal anders uit. Jij hebt een heel ander gezichtje. En kijk, ook een
lange staart, maar vast niet zo lang als de mijne.'
Katta keek van zijn eigen witte staart naar de zwarte staart van de slingeraap.
'Jouw
zwarte staart heeft aan de punt een stukje om mee vast te grijpen, mijn
witte staart heeft dat niet. Ik denk dat ik jouw staart net zo mooi
vind als die van mij.' Ze bleven elkaar heen en weer duwen.
'Maar de
mijne is toch echt langer hoor.' zei de Slingeraap, 'Kom, we leggen ze naast elkaar. Wie de
langste staart heeft, mag hier blijven, met z'n tweeën is het hier te
krap.'
Katta vond dat niet zo leuk, maar zei toch dat hij dat goed vond.
Even later hingen een witte staart en een zwarte staart naast elkaar langs de boomstam naar beneden.
Toevallig kwam de specht langsvliegen.
'Hoi specht, kan jij zien welke staart het langste is?' vroeg de zwarte slingeraap.
'Die zwarte is net iets langer, da'-ág.' En hij vloog al weer verder.
De slingeraap begon te lachen 'Jaaa, ik mag hier blijven.' Hij sprong op en neer van de pret, maakte een salto achterover en... viel precies tussen de stammen van de in-elkaar gedraaide bomen!
Katta wilde al naar beneden klimmen toen hij de slingeraap hoorde roepen:
'Help, help, ik zit klem.'
Katta
keek tussen de twee stammen naar beneden, de slingeraap probeerde met
zijn handen iets vast te grijpen, maar er was geen takje waar hij bij
kon. Katta probeerde de handen van de slingeraap te pakken, maar daar
kon hij ook niet bij.
'Wacht, ik ga aan een tak hangen en dan kan je mijn staart pakken, dan kan je je omhoog trekken.'
Katta
hing aan een tak en liet zijn staart naar beneden
hangen. Hij dacht nog net op tijd aan de woorden van de Bazin, dat alles
pas ná drie dagen goed vast zat en pakte met één hand de
bovenkant van zijn staart stevig vast.
De slingeraap kon nog net het puntje van de staart van Katta grijpen en trok zich een stukje omhoog.
'Au'
piepte Katta zachtjes. Met zijn andere hand pakte de slingeraap
Katta's staart hoger vast (au) en nog iets hoger (au) en nog een keer
(au) en nog een keer (au) en ...tot hij uiteindelijk niet meer klem zat
en weer helemaal omhoog kon klimmen. Even later zat hij naast Katta.
Die
keek beduusd naar zijn staart. de zwarte handen van de Slingeraap
had afgegeven, om zijn witte staart zaten nu allemaal zwarte ringen. En zijn
staart was een stuk uitgerekt omdat de slingeraap er zo hard aan had
getrokken.
'Dankjewel Katta, dit heerlijke plekje is voor jou, niet
alleen omdat je me hebt gered maar ook omdat jouw staart nu toch langer
is dan de mijne.' De slingeraap slingerde weg. Even later zat Katta
weer heerlijk rustig te genieten van de zon, zijn wit-zwarte staart
krulde over takken.
En zo is het gekomen dat de Katta mooie goudglanzende ogen heeft, een spitse snuit en een lange geringde staart waarmee hij heel goed kan springen.
Ze noemen hem nu ook wel Ringstaartmaki omdat hij zo een bijzondere staart heeft!
Oh ja, door zijn lange staart gaat het nooit meer mis als hij van de ene boom naar de andere springt!

Waar komt het woordje iebel vandaan, wat bedoel je daarmee. Het verhaaltje is wel leuk hoor
BeantwoordenVerwijderenIebel of iebelig (ik heb er iebelig van gemaakt omdat het fijner voorleest) betekent onprettig, geIrriteerd.
BeantwoordenVerwijderen